Insuline spuiten
Wanneer we insuline moeten gaan spuiten kan je te maken krijgen met verschillende soorten insuline, we gaan er hier enkele beschrijven.
Je hebt namelijk:

– Superkort werkende insuline, denk dan aan Aspart, Lispro en Glulisine. Deze variant werkt zo’n 4 tot 5 uur na toediening.
– Kortwerkende insuline, denk dan aan Humuline en Insuman rapid. Deze variant werkt zo’n 6 tot 8 uur na toediening.
– Langwerkende insuline, denk dan aan Insuline glargine 100 en Detemir. Deze variant werkt zo’n 24 uur. De Insuline glargine 300 variant werkt langer dan 24 uur.
– Middellangwerkende insuline, denk dan aan NPH-insuline. Deze variant heeft een maximaal effect na 4 tot 8 uur, maar werkt nog wel een paar uur langer door.
Je hebt ook Mix-insulines dit zijn dan combinaties van andere soorten als voorbeeld lispro / lispro protamine en de aspart / aspart protamine.

Maar hoe werkt het nou?
Zodra we te maken krijgen met het moeten toedienen van insuline spuit je zelf met een klein naaldje de insuline onder je huid. Hier door komt het in het bloed terecht en gaat je lichaam dit op de juiste manier gebruiken. In het begin zal je geholpen worden en krijg je alle uitleg die je nodig hebt. Echter is het meestal zo dat je op den duur het allemaal zelf gaat doen, en je precies weet hoe de juiste hoeveelheid toe te passen.

Je begint met een vingerprikje zodat je je glucosewaarde kan opmeten. Na aanleiding van deze waarde ga je insuline toedienen.

Enkele tips:
1. Was altijd eerst je handen.
2. Zodra je de insuline in de spuit hebt zorg je altijd dat je doormiddel van 1 of 2 eenheden de lucht uit de naald is.
3. Controleer de hoeveelheid insuline.
4. Plaats vervolgens de ‘pen’ recht op je huid, zo kan je nauwkeurig bepalen waar je de insuline gaat inspuiten. Sommige mensen houden een huidplooi vast, dit is niet persee nodig.
5. Zodra je begint met het inspuiten van de insuline is het belangrijk dat je de naald zo stil mogelijk in de huid laat zitten, en dan je heel rustig en vooral niet te snel de insuline er in spuit.
6. Laat als je alles hebt ingespoten de naald nog heel even zitten zeker een 10 seconde zodat er zo min mogelijk insuline na lekt.
7. Vervang je naaldje.

Verder is het van belang dat je niet altijd precies op dezelfde plaats spuit, op deze manier voorkom je pijnlijke plekken maar ook littekenweefsel. Overleg met je diabetesverpleegkundige op welke plek je het beste kan spuiten, vaak hoor je in de billen, armen, bovenbenen of buik.

Hoe kan ik de insuline het best bewaren?
Het beste kan je de insuline bewaren in de koelkast, niet helemaal boven in en niet tegen de achterwand. Zodra de insuline is aangebroken bewaar je deze op kamertemperatuur, deze aangebroken insuline moet je overigens wel binnen 4 weken gebruiken.

* Wil je meer weten over het spuiten van insuline? Kijk dan eens op de website van bijvoorbeeld het diabetesfonds.